Wij nemen deze opdracht aan, wetend dat we er niet alleen voor staan. Dat we als gemeenschap samenwerken aan Gods Rijk op aarde en dat de Heer zelf met ons meewerkt. “Ik zal met u zijn tot aan het einde der dagen”. In de eerste lezing van Hemelvaart lezen wij het begin van de Handelingen der Apostelen. Het is een boek geschreven door Lucas en gericht aan “Teofilus’ - dat betekent “Gods vriend”. De ganse gemeenschap van Christenen wordt hier aangesproken als ‘vriend van God’.
Een gemeenschap door God bemind en die uitgenodigd wordt om die goddelijke liefde te beantwoorden door God te beminnen en vrienden van die wereldwijde familie van Gods kinderen te zijn. Hemelvaart is dus geen vlucht naar het hemelse. “Wat staat ge naar de hemel te staren?” Naar de wereld moet gij kijken. Je moet je laten raken door het grote contrast dat nu nog bestaat tussen Gods droom over mens en wereld en de concrete realiteit en de harde werkelijkheid. Tussen die boodschap van hoop die wij elke dag willen brengen en de dagelijkse wanhoop die het leven van mensen tekent.
De leerlingen worden bij de hemelvaart van Jezus gezonden om naar Galilea te gaan, naar hun heimat, naar het leven van elke dag … om daar die Liefde gestalte te geven. En zo staat er bij: ‘Daar zal Ik met u zijn!’ Hij laat ons dus niet alleen. De Verrezene blijft bij ons als wij op de plek waar wij leven, werken aan een wereld waar God ‘Liefde koning’ is.
WIJ WENSEN U ALLEN EEN ZALIGE HOOGDAG
Pastoor Paul