Kerk en veer - Sint-Ursmaruskerk (Baasrode)
Ik fiets graag langs de Scheldedijken. In Vlassenbroek nestelt het charmante Sint-Gertrudis zich tegen de dijk. Verderop priemt het torentje van Sint-Martinus (Moerzeke), gevolgd door de ruwere geometrie van Sint-Jozef (Kastel). En daar rijst de elegante Sint-Ursmarustoren van Baasrode op. Vanop de overkant zie ik op een bepaald ogenblik vier kerktorens tegelijk : Baasrode, Kastel, Moerzeke en Sint-Amands.

Elke toren met zijn typerend silhouet en zijn specifiek karakter. Samen markeren en begeleiden ze mijn fietstochten langs de Schelde. Ik kijk ernaar uit, begroet ze van ver, hoor een klok de tijd aftellen en ben verrast door het vrolijke carillon van Vlassenbroek. De kerktorens zijn vertrouwd en onmisbaar als bakens en oriëntatiepunten.

Datzelfde gevoel heb ik ook op mijn jaarlijkse fietstocht naar Scherpenheuvel op een zondag in mei. Zeker op het prachtige jaagpad langs Dijle en Demer, tussen Mechelen en Aarschot, leggen kerktorens mijn “bedevaart” in een vertrouwde en toch altijd verrassende plooi. Na de hoekige Sint-Rombouts en de rijzige Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle kijk ik uit naar de dominante Onze-Lieve-Vrouwetoren van Aarschot. Als slotakkoord is er de besterde basiliek van het Hageland : Scherpenheuvel.

Waarom die aandacht voor kerken, die haast emotionele band met hun torens? Want ondanks mijn scepticisme wil ik die kerken en hun torens niet missen. Ze geven richting en structuur aan het landschap en aan de legpuzzel van dorpen, gehuchten en steden. Daarnaast zijn kerken vaak de oudste, hoogste en historisch meest waardevolle gebouwen van een dorp.

Maar dan wacht een ontgoocheling : veel van die kerken zijn gesloten. Toch heb ik al heel wat kaarsjes aangestoken, fietsend langs de Schelde. Ook in Franse kathedralen, Duitse kloosterkerken of eenvoudige dorpskerkjes. Her en der, in kerken die mijn vrouw en ik open vinden, branden we een kaarsje. In veel kerken hangt een unieke, wat mysterieuze, maar altijd sacrale sfeer, zeker indien geaccentueerd door licht, muziek, poëzie en wat duiding.

Mijn vier kleinkinderen (22, 18, 11 en 8 jaar) tracht ik in buiten- en binnenland kerken binnen te loodsen. Ik wil hen gevoelig maken voor de sfeer van mysterie en wijding in een kerk. Maar ook voor de geschiedenis en de rijke symboliek. Onlangs heb ik in een verlaten kerk aan de twee kleinsten gedemonstreerd hoe een biechtstoel functioneert. Met schuifrooster, penitentie en al. De twee oudsten keken geamuseerd maar ook verbaasd toe. Vervolgens inspecteerden we het altaar, het rood oplichtende “godslampje”, de monumentale doopvont, de barokke preekstoel, plaasteren heiligenbeelden, tentoongestelde monstransen en relikwieën. En we brandden kaarsjes. Voor een goed examen, voor papa en mama… Aangestoken voor het beeld of de relikwie van een lokale (soms fictieve) heilige of voor een Lievevrouw.

Zo’n kerkbezoek met je kleinkinderen is leerrijk. Ze groeien op in een andere tijd, met een sterk gewijzigde omgeving. In hun reacties lees ik dieper liggende vragen. Is de wereld waarin kerken thuishoren onherroepelijk voorbij? Kunnen kerken, met hun rijke gelaagdheid, nog begrepen worden in deze tijd? Of behoren ze vooral de traditie toe? Als symbolen van een definitief afgesloten verleden en als objecten van nostalgie? Moeten we de identiteit als kerkgebouw gewoon vergeten?

Ik las ergens : “We weten niet goed wat we met deze gebouwen aan moeten, maar blijkbaar willen we ze ook niet kwijt.”

Veel in een kerk verwijst inderdaad naar het verleden. Denk aan al die religieuze objecten met hun symboliek. Ook de stijl van de gebouwen en de inrichting zijn vaak een mix van romaans, gotiek, renaissance, barok, neogotiek. Een kerk lijkt wel een uitgebreide en rijke geschiedenisles, met de talrijke restanten van uiteenlopende tijdperken. Ze zijn meestal het resultaat van een lange geschiedenis : gepland, gebouwd, verwoest door brand of oorlog, heropgebouwd, gerenoveerd…

Maar er is meer. Kerken zijn misschien nog de enige gebouwen die naar iets anders verwijzen. Het zijn ruimtes die, tot de essentie herleid, tot niets dienen. Ze overstijgen het functionele en ze omspannen het menselijk leven van geboorte tot dood. Ze brengen een boodschap die ons, als tijdelijke wezens, te boven gaat. Ze spreken tot ons over leven en dood, over tijd en eeuwigheid. Ze proberen een antwoord te geven op één van de fundamentele vragen van de mens : wat kunnen we hopen? Ik denk dat dit de reden is waarom ik open kerken bezoek en kaarsjes brand.

Ik begrijp de zware financiële en organisatorische uitdagingen en de lastige keuzes in verband met de toekomst van de kerken. Vele ervan zullen multifunctionele gebouwen worden. Maar kerken zomaar “herbestemmen” of ze herleiden tot “erfgoed” is ze laten verdwijnen als sacraal en zingevend bouwwerk. Ik zou dit als een fundamenteel verlies ervaren. Onze samenleving en onze cultuur zelf zouden definitief verarmen.

En dus moeten kerken open blijven. Want waar moet ik anders kaarsjes branden?

 

Jacques De Mulder

Zoeken

Dekenaal nieuws