De Geest moet de leerlingen helpen in hun opdracht het evangelie dat alle mensen van alle tijden aanbelangt wereldwijd te verkondigen.
Maar dat is niet zijn eerste functie, alsof het God louter zou te doen zijn ons in te schakelen in Zijn plannen! Dat zullen we spontaan en zonder “ moeten “ , als vanzelf doen wanneer de Geest van Jezus in ons ruimte krijgt.
Zijn hoofdopdracht is van ons gelukkige mensen maken. Een gelukkig mens is de eer van God schreef Ireneüs. Als wij gelukkig zijn is God gelukkig. “ De eer van God is een levende mens “, zo staat er letterlijk.
De voornaamste opdracht van de Geest na Jezus’ zending is dus van ons levende mensen te maken. Maar wanneer leeft een mens dan echt? Daar hebben Christenen een antwoord op.
Als een welp zijn instinct volgt wordt het vanzelf een leeuw. Niet zo bij de mens. Van nature- en hier lijkt iets te zijn mis gegaan – worden wij geen levende, gelukkige mensen. Dat is een straffe uitspraak! Maar het is zo. We moeten eerder tegen onze instincten in gaan. Indien we slechts die volgen worden en maken we ongelukkig.
De kern van wat Jezus over het geluk kwam zeggen is deze:
Vergeet jezelf en leef voor het geluk van anderen. Hij zegt dat zo: wie zijn leven verliest zal het vinden, als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft draagt hij geen vrucht, wie mijn leerling wil zijn moet zichzelf verloochenen.
Daar wordt de wereld niet enthousiast over. Hier gelden andere standaarden. Zorg dat je er komt! Geniet van het leven want het duurt toch maar even ! Maak het je gemakkelijk. Op geld verdienen komt het aan!
De Geest die in iedere mens woont heeft heel wat werk om ons tot andere inzichten te brengen. God, zei Jezus, trekt alle mensen tot zich. Hoe doet hij dat dan? Slechts genot, gemak en gewin najagen laat een leeg gevoel achter. Dat komt omdat hij ons naar zich toe gemaakt heeft (Augustinus). Heel traag, doorheen veel ontreddering en ontgoocheling geeft de mens dat toe. Veel te laat heb ik Je lief gekregen schrijft Augustinus.
Vooreerst kan het niet anders dan dat God veel geduld heeft en barmhartig is. Onze trouw aan God is telkens opnieuw willen herbeginnen. Aan wat? Aan het geluk van de andere na te jagen, aan ons diepere zelf te volgen. Dat vraagt een grote nederigheid!
In heel dit proces speelt de H. Geest de belangrijkste rol. Hij herinnert er ons voortdurend aan of we al dan niet op de goede weg zijn. In de praktijk komt dit neer op het navolgen van Jezus. Of we ons daar nu bewust van zijn of niet. De verkondiging kan dit proces verhelderen bij mensen die deze weg al aarzelend aan het gaan zijn. De velden staan wit voor de oogst maar arbeiders zijn er weinig zegt Jezus. Voor we verkondigen als christenen is God de Geest dus al lang aan het werk in de harten van allen. Dat is ook de reden waarom we uitgenodigd worden als christen om te verkondigen. We moeten het er dus niet inpraten. Christelijke verkondiging wil geen indoctrinatie zijn. Het is slechts verhelderen wat al aan de gang is, daar diep in het hart van je medemens.
Maar vooraleer we willen verkondigen is het dus een absolute noodzaak zelf deze weg te gaan. We moeten niet het einddoel van het christen zijn bereikt hebben – wie kan dat zeggen ? – maar we moeten wel uit ervaring spreken aan andere mensen die zoekende zijn. Anders heeft ons getuigenis geen kracht. Mensen zijn niet dom, ze voelen dat.
“ Luister naar zijn woorden maar kijk niet naar zijn daden. “ zei men vroeger wel eens spottend over zulke verkondigers.
Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader, die in de hemel is. Velen zullen op die dag tegen Mij zeggen: Heer, Heer, hebben wij niet in Uw Naam gesproken?, Dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij . (Mt 7:21-23).
Onze Vlaamse mysticus Ruusbroeck heeft het af en toe over zulke christenen. In zijn boekje ‘ Van den blickenden steen “ heeft hij het over huurlingen en trouwe dienaren. Hijzelf is een trouwe zoon van de kerk maar tegelijk een vurig verdediger van een persoonlijk geestelijk leven, want naast de trouwe dienaren zijn er ook geheime vrienden en verborgen zonen en dochters van Jezus.
Daarmee staat hij in de lijn van Augustinus die zich beklaagt dat sommige christenen overal thuis zijn ( “ de stad van God “ ). Het ene ogenblik vullen zij met de vijanden van God het circus- hier werden o.a. bloedige gevechten gehouden - het andere ogenblik vullen zij de kerken, schrijft hij.
De H. Geest wil van ons christenen uit één stuk maken. Dan krijgen we heel langzaam de trekken van Jezus. Dan is verkondigen geen opdracht meer maar iets dat bijna als vanzelf de anderen aansteekt. Mensen voelen immers in onze nabijheid, in onze liturgie, een andere manier van leven, van in de wereld staan. Ze voelen Jezus in ons, al zijn we ons daar zelf niet van bewust.
Mijn wens bij het komende Pinksterfeest is dat we zo parochie mogen vormen. Jezus zelf navolgen is onze eerste opdracht de rest volgt vanzelf.
Zalig Pinksteren!
Medepastoor Walter van der Meulen